Het boek bevat 19 hoofdstukken die te maken hebben met een specifieke communicatieve functie, zoals 'Het uiterlijk en de persoonlijkheid van mensen beschrijven', 'Mensen vergelijken en contrasteren', 'Zeggen wat je wel en niet leuk vindt' of 'Zeggen wat jij en anderen in de vrije tijd doen'. In de inhoudsopgave van dit boek is per hoofdstuk de communicatieve functie aagegeven. Elk hoofdstuk bevat:

  • een schema met zinsstructuren die constructies in de doeltaal modelleren;
  • een reeks oefeningen om de woordenschat op te bouwen;
  • een reeks zeer begrijpelijke leesteksten die worden gebruikt voor een diversiteit aan taken
    die zich richten op zowel de betekenis als de structuur van de tekst;
  • een reeks vertaaltaken om de stof op te halen;
  • een reeks schrijftaken gericht op belangrijke microvaardigheden zoals spelling, ophalen van woordenschat, syntax en bewerken en communiceren van betekenis.

Elk schema met zinsstructuren aan het begin van een hoofdstuk bevat één of meer constructies die zijn geselecteerd met real-life communicatie in gedachten. Elk hoofdstuk is rond die constructie(s) gebouwd, maar niet uitsluitend daarop. Gebaseerd op het principe dat elke EPI-instructiereeks van modellering naar productie moet gaan, breidt elk hoofdstuk het materiaal in elk schema met zinsstructuren uit door het in te bedden in teksten en stapsgewijs opgebouwde taken die zowel bekende als onbekende (maar begrijpelijke en leerbare) woordenschat en structuren bevatten. Door veel en zorgvuldig hergebruik en uitgebreide verwerking van de input, heeft de leerling aan het einde van elk hoofdstuk veel mogelijkheden om met de nieuwe woordenschat en patronen geconfronteerd te worden en deze te verwerken met materiaal van voorgaande hoofdstukken.

Naast de hoofdstukken bevat het boek:

  • grammaticablokken: één of twee pagina's met activiteiten regelmatig verspreid tussen de hoofdstukken. Ze richten zich expliciet op de belangrijkste grammaticale structuren die de generatieve kracht van de schema's met zinsstructuren versterken. Op dit niveau gaan ze vooral over de vervoegingen van belangrijke werkwoorden in de tegenwoordige tijd, geven ze de leerlingen een inleiding tot het gebruik van naamvallen en bieden ze mogelijkheden om vertrouwen op te bouwen met de Duitse woordvolgorde;
  • blokken vraagvaardigheden: één of twee pagina's over het begrijpen en maken van vragen. Ook deze blokken komen regelmatig verspreid tussen de hoofdstukken in het boek voor, om dezelfde vraagpatronen in verschillende taalkundige contexten te hergebruiken;
  • blokken 'Even Herhalen': dit zijn herhalingsoefeningen die erop gericht zijn de eerder geleerde woordenschat levend te houden. Ook deze komen regelmatig voor;
  • zelftesten: deze tref je aan het einde van het boek aan. Ze zijn verdeeld in twee secties, een voor minder zelfverzekerde een een voor meer zelfverzekerde leerlingen.

Het doel van alle bovenstaande blokken is om veel systematisch hergebruik en afwisseling te implementeren, twee technieken die een sterkere retentie en overdracht van leren mogelijk maken.